Kwart raadsleden haakt tussentijds af; ruim helft kiest voor wethouderschap

en kwart van de gemeenteraadsleden haakt tussentijds af. In kleine gemeenten meer dan in grote gemeenten. De belangrijkste reden: het wethouderschap, gevolgd door werk of een onmogelijke combinatie met ander werk, zo blijkt uit het onderzoek “Liever wethouder dan raadslid” van De Collegetafel.

Uit de Haagse gemeenteraad zijn de meeste gemeenteraadsleden tussentijds vertrokken. Liefst 23 keer besloot een Haags raadslid te stoppen met het raadswerk. Amsterdam volgt met 17, Groningen met 14 raadsleden die vroegtijdig afhaakten. Koploper bij de kleine gemeenten is Graft-de Rijp met 7 raadsleden die op enig moment na hun installatie na de raadsverkiezingen van 2010 zijn gestopt met het raadswerk.

Wethouderschap

In kleine gemeenten haken meer raadsleden tussentijds af dan in grote gemeenten, uitgedrukt in verhouding tot het aantal raadsleden. De belangrijkste oorzaak: de benoeming tot wethouder. De gemeenteraad mag dan wel het hoogste orgaan in het lokaal bestuur zijn, maar de belangrijkste reden voor tussentijds opstappen uit de gemeenteraad is in kleine gemeenten de benoeming tot wethouder (61,2 procent). Ook in grote gemeenten verkiezen veel gekozen raadsleden het wethouderschap boven het raadswerk (47,8 procent). De benoeming tot wethouder blijkt daarmee voor tussentijds opgestapte raadsleden in grote en kleine gemeenten voor 52,4 procent van de gevallen de reden om te stoppen als raadslid. Dat is 10 procent meer dan in de vorige raadsperiode toen vier op de tien tussentijds vertrokken raadsleden kozen voor het wethouderschap.

PVV

De koppositie van Den Haag heeft twee oorzaken: maar liefst 8 raadsleden werden na de collegevorming of later tot wethouder benoemd. Bovendien raakte Den Haag verhoudingsgewijs een fors aantal raadsleden kwijt omdat deze raadsleden hun raadswerk onmogelijk konden combineren met ander werk. Vooral de raadsleden van de PVV die ook Tweede Kamerlid waren, droegen op deze manier bij aan de hoge Haagse score. Voor de PVV-raadsleden Fritsma, Gerbrands, Wilders en Dille bleek de combinatie met het lidmaatschap van de Tweede Kamer te veeleisend om raadslid te blijven. Na het wethouderschap blijkt werk of de combinatie van werkzaamheden de belangrijkste reden voor het tussentijds opstappen van raadsleden. Voor een op de vijf (21,9 procent) tussentijds gestopte raadsleden is een nieuwe baan of de combinatie met een andere baan reden om het mandaat van de lokale kiezer op te geven.

Redenen tussentijds gestopte raadsleden (grote en kleine gemeenten)

Bron: De Collegetafel.nl

Andere baan

Voor bijna de helft vanwege werk afhakende raadsleden is een nieuwe baan zoals topambtenaar (Marco Pastors, Rotterdam) of partijvoorzitter (Heleen Weening, GroenLinks, Den Haag) de aanleiding om te stoppen met het raadswerk. Soms gaat het ook om een andere of nieuwe baan in de publieke sector die niet te verenigen is met het raadslidmaatschap. Vijf raadsleden vertrokken omdat zij burgemeester werden: Ubachs (Onderbanken naar Laarbeek), Heerkens (Breda naar Gilze-Rijen), Eugster (Den Bosch naar Schijndel), Dekker (Ede naar Renswoude) en Houben (Eindhoven naar Nuenen).Twee raadsleden werden gedeputeerde (Van den Hout van Tilburg naar Brabant en DeBondt van Utrecht naar Zuid-Holland). Zeven raadsleden stopten met het lokale politieke werk omdat zij Tweede Kamerlid werden: Rutte (Groningen), Fokke (Maastricht), Mulder (Den Haag), De Liefde (Den Haag), De Boer (Groningen), Tanamal (Amersfoort) en Kuzu (Rotterdam). Ook zijn zeven raadsleden benoemd tot wethouder in een andere gemeente, zoals Frings (Venlo naar Lingewaard, maar inmiddels wethouder in Nijmegen), Van Alphen (Den Haag naar Pijnacker-Nootdorp) en Van Dalen (Ede naar Blaricum, maar inmiddels opgestapt).

Monistisch

De wethoudersfactor is in kleine gemeenten groter dan in grote gemeenten. Een voorzichtige veronderstelling is daarom dat de monistische tendensen in kleine gemeenten groter zijn dan in grote gemeenten. In absolute aantallen gaat het zelfs om forse aantallen raadsleden die het wethouderschap verkiezen. De grote gemeenten schieten er dan juist bovenuit. Den Haag is koploper met 8 raadsleden die na collegevorming of later tot wethouder zijn benoemd. In Groningen, Amersfoort, Tilburg, Zoetermeer, Den Bosch en Apeldoorn zijn 7 wethouders uit de raad gekozen. In de 27 onderzochte grote gemeenten ligt het minimumaantal raadsleden dat het wethouderschap verkoos boven het raadswerk op 2. Deze laagste score is geboekt in Leiden, Breda en Haarlem. Koploper bij de kleine gemeenten zijn Bellingwedde en Graft-de Rijp met respectievelijk 5 en 4 raadsleden die tot wethouder zijn benoemd. Beide gemeenten hadden te maken met wijzigingen in het college als gevolg van politieke crises. Van de 34 kleinste gemeenten is slechts een gemeente (Schiermonnikoog) waar alle wethouders van buiten de raad gekozen zijn; daar zijn dus geen raadsleden uit de gemeenteraad vertrokken omdat zij wethouder werden.

Kwaliteit

De meeste raadsleden verdwijnen met de verkiezingen. Bij de verkiezingen van 2010 en 2006 ging het telkens om circa 40 procent nieuwelingen in de gemeenteraad. Door het tussentijds vertrek van raadsleden van een vijfde tot een kwart wordt het collectieve geheugen en de ervaring van de raad nog verder uitgehold. De kwaliteit van de gemeenteraad als toezichthouder en controleur van het college staat daarmee onder druk. Met het oog op de gemeenteraadsverkiezingen zijn politieke partijen overal in het land begonnen met de selectie van nieuwe kandidaten voor de gemeenteraad. De volgende gemeenteraadsverkiezingen vinden op 19 maart 2014 plaats, over een jaar dus. Het onderzoek “Liever wethouder dan raadslid” is uitgevoerd onder alle 27 gemeenten met meer dan 100 duizend inwoners en alle 34 kleinste gemeenten met minder dan 10 duizend inwoners.

Voor meer informatie: zie ‘Liever wethouder dan raadslid’ (pdf)